·82·
Ze knapten zich op bij Cole thuis en gingen op zoek. Het bleek moeilijker te zijn om Randy Cole te vinden dan je in zo’n klein stadje zou verwachten. Binnen een uur had Cole alle mogelijke plaatsen afgewerkt. Ze belde haar zus, maar Jean wist ook niet waar hij was. Ze gingen naar The Crib en zochten in de kleine binnenstad, blok voor blok.
Niets.
‘Wacht even,’ zei Puller ten slotte.
Met Cole in zijn kielzog liep hij vlug naar Annie’s Motel. Puller trapte deuren open. Bij de vijfde deur keek Cole in de kamer en zei ze: ‘Randy?’
Haar broer lag volledig aangekleed op het bed.
Puller en Cole gingen naar binnen en Puller maakte de deur achter hen dicht. Hij deed het licht aan.
‘Randy? Word wakker.’
De man bewoog niet.
Cole kwam dichterbij. ‘Is het wel goed met hem? Randy?’
‘Er mankeert hem niets. Zijn borst gaat op en neer.’ Puller keek om zich heen en zei: ‘Wacht even.’
Hij pakte een oude vaas van een houten bureau met veel barsten en ging ermee naar de badkamer, waar Cole water hoorde stromen. Puller kwam weer met een volle vaas water de kamer in en gooide het in Randy’s gezicht.
Randy vloog overeind en rolde van het bed. ‘Wat...!’ riep hij uit toen hij op de vloer viel.
Puller greep hem bij de achterkant van zijn overhemd vast, tilde hem van de vloer en gooide hem op het bed terug.
Randy richtte zijn nog niet helemaal heldere ogen op Puller en zag toen zijn zus naar hem kijken.
‘Sam? Wat is dit?’
Puller kwam naast hem zitten. ‘Is het bed beter dan de struiken?’ vroeg hij.
Randy keek hem aan. ‘Was dat water?’
‘Hoe dronken ben je?’
‘Niet erg. Niet meer.’
‘We hebben je hulp nodig.’
‘Waarvoor?’
‘De Bunker,’ zei Puller.
Randy wreef over zijn ogen. ‘Wat is daarmee?’
‘Je bent daarbinnen geweest, nietwaar?’
‘Wat?’
Puller pakte hem bij zijn arm vast. ‘Randy, we hebben niet veel tijd, en het beetje tijd dat we hebben, kan ik niet verspillen aan uitleg. We hebben een blauwdruk van de Bunker gevonden. Daar staat op dat er binnen een straal van drie kilometer geen mijnexplosies mogen plaatsvinden. Die waarschuwing kunnen ze er alleen maar op hebben gezet als daar al een mijngang was geweest, of de mogelijkheid van een gang. Ze wilden er zeker van zijn dat niemand daar in de buurt met springstoffen ging werken. Je vader was de beste steenkoolzoeker tot ver in de omtrek. En jij werkte met hem samen. Waarschijnlijk ken jij deze county beter dan iedereen. Nou, is er een mijngang die naar de Bunker leidt?’
Randy wreef over zijn hoofd en gaapte. ‘Ja, die is er. Op een dag zijn pa en ik erop gestuit. Hij was er natuurlijk al. We zochten naar iets heel anders. Het zijn eigenlijk twee mijngangen. We volgden de eerste naar binnen en vonden een tweede die in die richting ging. Die volgden we ook een tijdje. Pa dacht dat we op dat moment onder de Bunker waren. En hij had gelijk. Die gang dateerde waarschijnlijk uit de jaren veertig, dacht pa.’
‘Maar jullie zijn naar binnen gegaan?’ vroeg Puller.
Randy keek weer slaperig. ‘Wat? Nee, nee, dat hebben we niet gedaan. Tenminste niet toen. Ik denk dat pa nieuwsgierig was. Hij had ons altijd verhalen over de Bunker verteld. We hadden het erover dat we naar binnen zouden gaan. Maar toen kwam hij om het leven.’
Randy haalde diep adem en keek alsof hij moest overgeven.
‘Beheers je, Randy,’ zei Puller. ‘Dit is heel belangrijk.’
‘Toen pa dood was, ging ik daarheen en groef ik nog wat meer. Ik vond een zijgang. Toen ben ik er een hele tijd niet mee bezig geweest. Ik dronk dagen achter elkaar door. Ik stuurde doodsbedreigingen naar die klootzak van een Roger. Maar toen, anderhalf jaar geleden, ging ik daar weer heen. Ik weet niet waarom. Misschien wilde ik iets afmaken wat pa begonnen was. En toen vond ik een manier om binnen te komen. Het was een heel gezoek en er kwam nogal wat spierkracht aan te pas, maar binnen een paar maanden was ik binnen. Ze hadden dan wel die koepel over het gebouw heen gezet, en de vloer was ook van beton, maar die vloer was hier en daar gebarsten, waarschijnlijk op plaatsen waar de grond was verschoven. Misschien doordat ze een heel eind daarvandaan met dynamiet hadden gewerkt om bij steenkoollagen te komen.’
‘Dus je ging naar binnen. En wat trof je daar aan?’ vroeg Puller.
‘Een gigantische ruimte. Natuurlijk zo donker als de nacht. Ik keek wat rond. Zag wat dingen. Werkbanken, troep op de vloer, een stel vaten.’
‘Vaten met wat?’
‘Weet ik niet. Ik ben niet zo dichtbij geweest.’
Cole zei: ‘Randy, dat was hartstikke gevaarlijk. Dat spul daarbinnen zou giftig kunnen zijn. Het zou radioactief kunnen zijn. Misschien voel je je daarom altijd zo beroerd. Die hoofdpijn en zo.’
‘Het zou kunnen.’
‘Wat heb je daarbinnen nog meer gezien?’ vroeg Puller.
‘Niets. Ik maakte dat ik wegkwam. Ik voelde me daar helemaal niet op mijn gemak.’
‘Oké, volgende grote vraag. Heb je iemand verteld wat je hebt ontdekt?’ vroeg Puller.
‘Nee. Waarom zou ik?’
‘Niemand?’ zei Puller. ‘Weet je het zeker?’
Randy dacht even na.
‘Nu ik erover nadenk, heb ik het misschien toch aan iemand verteld.’
‘Dickie Strauss?’
Randy keek hem aan. ‘Hoe weet jij dat nou weer? We hebben samen gefootballd. Gingen veel met elkaar om. Ik ben een tijdje lid geweest van Xanadu, tot de bank mijn motor terughaalde. Ja, ik heb het hem verteld. En? Wat doet dat ertoe?’
‘Dickie is dood, Randy,’ zei Cole. ‘Iemand heeft hem vermoord. En we denken dat het iets met de Bunker te maken heeft.’
Randy ging nog meer rechtop zitten. Hij was nu helemaal wakker. ‘Heeft iemand Dickie vermoord? Waarom?’
Puller zei: ‘Omdat hij iemand anders over de Bunker had verteld. En die persoon is daar ook binnen geweest. En wat die persoon toen vond, is de reden dat al die mensen zijn vermoord.’
‘Wat is daar dan?’ vroeg Randy.
‘Dat ga ik uitzoeken,’ zei Puller.
‘Heb je ideeën?’ vroeg Cole. ‘Over wat daarbinnen is, bedoel ik.’
‘Ja, die heb ik,’ antwoordde Puller.
‘Wat dan?’ vroeg Cole. ‘Vertel het me.’
Puller zei niets. Hij keek haar alleen maar aan. Zijn hart sloeg veel te snel.