·13·
Puller had voorlopige plattegronden van de begane grond en de kelder gemaakt. Hij had zijn losbladige notitieboek samengesteld, met op elke bladzijde zijn naam, rang en de datum, evenals de weersomstandigheden, de lichtcondities en een pijl die naar het noorden wees. Hij had alles opgemeten, ook de positie van en de afstand tussen voorwerpen in de kamers.
Cole, die hem de laatste hand aan de plattegronden zag leggen, zei: ‘Heb je dat in het leger geleerd?’
‘Ik heb een heleboel in het leger geleerd.’
‘Waarom denk je dat ze zijn teruggekomen, Puller?’
‘Om iets op te halen. Of iets achter te laten. Dat weet ik nog niet.’
Cole slaakte een zucht van frustratie. ‘Nooit gedacht dat zoiets kon gebeuren. Dat ze terug zijn gekomen en de agent doodden die de plaats delict bewaakte.’
Puller legde zijn notitieboek neer en haalde een 35mm-camera met statief, flitslamp en een verlengsnoer voor die lamp uit zijn rugzak. Hij stak ook een apparaatje dat er als een zaklantaarn uitzag in een houder aan zijn riem.
‘Mijn technisch rechercheur heeft al foto’s gemaakt,’ zei Cole.
‘Ik maak graag mijn eigen foto’s. Zoals ik al zei, moeten we ons aan bepaalde procedures houden.’
‘Oké, maar hij is goed en je mag alles hebben wat wij hebben.’
‘Dat stel ik op prijs. Waar is hij eigenlijk? Zo lang kan hij er niet over hebben gedaan om de auto te onderzoeken.’
Cole liep naar het raam. ‘Als je het over de duivel hebt...’ zei ze.
‘Landry Monroe,’ zei Puller.
‘Hoe weet je dat?’
‘Ik zag zijn naam in het register.’
‘We noemen hem Lan.’
‘Vertel me eens iets meer over hem.’
‘Vierentwintig jaar oud. Criminologie gestudeerd aan de universiteit van West Virginia. Volledig bevoegd als technisch rechercheur. Hij is al twee jaar bij ons korps.’
‘Hoe is hij aan zijn bevoegdheid gekomen?’
‘De staat West Virginia heeft daar een opleiding voor.’
‘Oké.’
‘Dat is een verdomd goede opleiding, Puller.’
‘Ik zei niet dat het niet zo was.’
‘Ik zag het aan je gezicht.’
‘Wat wil je hier bereiken?’
‘Wat?’
‘Wat wil je bereiken?’
‘Dat we de dader te pakken krijgen,’ zei ze grimmig.
‘Ik ook. En als we samenwerken en ons aan al onze protocollen houden, is de kans veel groter dat we de mensen vinden die dit hebben gedaan.’
Ze keken elkaar enkele onbehaaglijke ogenblikken aan.
Cole draaide zich om, liep naar de deur en riep naar de man die zijn hoofd in zijn kofferbak had gestoken. ‘Lan, pak je spullen en kom hierheen. Er is hier iemand die héél graag met je wil samenwerken.’
Ze keek Puller weer aan en wees met haar vinger naar hem. ‘Laat één ding duidelijk zijn. Hij is nog maar een jongen. Je mag hem een beetje op zijn nummer zetten, hem dingen laten zien waardoor hij beter wordt, maar je mag niet zijn zelfvertrouwen breken. Als dit achter de rug is, vertrek jij uit West Virginia, maar ik niet. Ik moet met hem samenwerken en hij is het enige wat ik heb. Begrepen?’
Puller knikte. ‘Begrepen.’
Een halve minuut later kwam Lan Monroe binnen, sjouwend met zakken vol spullen. Hij was zwart en had een groene overall aan. Hij bleef even bij de voordeur staan en liet zijn spullen op de grond zakken om overschoenen en rubberen handschoenen aan te trekken. Nadat hij het register had getekend, dat hem door een van de bewakende agenten werd voorgehouden, kwam hij binnen.
Monroe was niet veel langer dan Cole. Hij had smalle schouders en het grootste deel van zijn gewicht zat in zijn buik, heupen en achterwerk. Zijn benen waren dik en kort. Zijn hoofd was kaalgeschoren en hij droeg een metalen bril die half over zijn neus was gezakt.
‘Lan, dit is cid-agent John Puller,’ zei Cole.
Monroe glimlachte en keek op naar Puller, die een kop groter was dan hij. Hij stak zijn hand uit en Puller schudde hem.
‘Aangenaam kennis te maken, agent Puller.’
‘Zeg maar gewoon Puller.’ Hij keek naar de zakken. ‘Je uitrusting?’
‘Ja.’
‘Heb je Larry’s auto onderzocht?’ vroeg Cole.
Monroe knikte. ‘Mijn eerste onderzoek heeft niets opgeleverd. Er zat geen bloed in de auto. Ik heb hem naar het bureau laten slepen. Daar neem ik hem grondiger onder de loep.’
Puller zei: ‘Brigadier Cole zei dat je foto’s hebt gemaakt. Mag ik ze zien?’
‘Akkoord, kerel.’
Monroe groef in een van zijn zakken, terwijl Puller zijn wenkbrauwen optrok naar Cole. Ze haalde haar schouders op en probeerde te glimlachen.
Monroe haalde zijn camera tevoorschijn, zette hem aan en liet de foto’s zien in het uitklapbare display.
‘Vijfendertig millimeter éénlenzig reflex?’ zei Puller.
‘Ja. Die lieten ze ons op de opleiding gebruiken. Ik heb overal drie opnamen van gemaakt, een in verhouding tot omliggende voorwerpen, een met een liniaal en een close-up zonder.’
‘Goed. Welke lensopening heb je gebruikt?’
Cole wierp Puller een scherpe blik toe. Hij negeerde het.
Monroe merkte niets van wat er tussen hen voorviel. Hij zei: ‘F-zestien voor alles op meer dan een meter afstand. F-achtentwintig voor de close-ups.’
Puller knikte goedkeurend. ‘Wat waren je invalshoeken?’
‘Ik heb alles vanaf ooghoogte gedaan.’
‘Heb je een overlapping van driehonderdzestig graden gedaan?’
Monroe keek opeens onzeker en schudde zijn hoofd. ‘Eh, nee.’
Puller keek Cole aan en zag dat ze nog strak naar hem keek, haar handen op haar heupen. Een ogenblik dacht hij dat ze haar Cobra weer zou grijpen.
‘Geen probleem,’ zei Puller. ‘Het leger doet alles extra grondig. Zeg, ik heb iemand met ervaring nodig om me daarmee te helpen, Lan. Blijkbaar kun je goed met een camera overweg.’
‘Oké,’ zei Monroe, die weer opgewekt keek. ‘Ik wil je graag helpen.’ Hij wees naar het statief en de andere apparatuur die Puller uit zijn rugzak had gehaald. ‘Is dat een verlengsnoer van een flitslamp?’ vroeg hij.
Puller knikte. ‘Dat gebruiken we om vingerafdrukken, bandensporen en eventuele sporen van gereedschap te fotograferen. We gebruiken het snoer om de flitslamp te laten werken.’
‘Op welke afstand houden jullie hem bij het leger?’ vroeg Monroe enthousiast.
‘Het liefst op een meter afstand. En met een hoek van vijfenveertig graden. Twee opnamen vanuit alle vier de richtingen.’
‘Waarom is dat verlengding zo belangrijk?’ vroeg Cole.
Puller antwoordde: ‘Het voorkomt dat er vlekken op de foto komen door overbelichting.’
‘Cool,’ zei Monroe.
Puller wees naar de vier leden van de familie Reynolds. ‘Omdat ze niet zijn verplaatst, moeten we ze fotograferen zoals het hoort. Alle vier de kanten, ook de achterkant. Vijf opnamen van het gezicht, alle wonden en alle andere sporen. Met en zonder liniaal, met de lijkvlekpatronen en met alle kruitsporen op en rondom de wond. Heb je een videocamera?’
Monroe knikte.
‘Je filmt alles, maar vertrouwt daar niet op voor de kleine details. Anders veegt de advocaat van de verdachte de vloer met je aan.’
‘Is dat jou weleens overkomen?’ vroeg Cole.
‘Het overkomt iedereen,’ zei Puller.
Puller wilde net zijn statief neerzetten om foto’s van de lijken te maken, toen hem opeens iets opviel aan de vloerbedekking. Hij knielde neer en keek er nog eens wat beter naar.
‘Wat zien jullie daar?’
Monroe en Cole kwamen naar hem toe. De technisch rechercheur ging op zijn knieën zitten en keek naar de plek. ‘Ik weet het niet zeker,’ zei hij. ‘Het lijkt een soort afdruk.’
‘Afdrukken; meervoud. Drie stuks. Ze zijn rond, maar vormen een driehoekpatroon.’ Puller tilde het statief op en zette hem dicht bij de anderen neer. Toen pakte hij hem weer op. ‘Wat zien jullie?’
Monroe keek naar de plek. Cole ook. Ze schrokken allebei en keken weer naar de oorspronkelijke plek. De afdrukken waren bijna identiek.
‘Iemand heeft hier al eerder een statief neergezet,’ zei Cole. ‘Waarom?’
Puller keek naar de plek en toen naar de lichamen die op een rij zaten. ‘Lichamen op een rij, op een bank. Een statief ervoor, met een camera erop.’
‘Filmden ze de Reynolds’?’ vroeg Cole.
Puller maakte enkele foto’s van de afdrukken in de vloerbedekking. ‘Nee, ze ondervróégen hen.’