·34·
Puller reed naar het postkantoor, dat een paar minuten bij Annie’s Motel vandaan stond. Hij kwam daar nog net voor sluitingstijd aan. Nadat hij de dozen met prioriteit naar Atlanta had gestuurd, keek hij de jonge vrouw achter de balie aan. Ze keek afwachtend naar hem op.
Hij liet haar zijn badge zien. ‘Ik ben bij de cid van het leger.’
‘Dat weet ik,’ zei ze.
‘Hoe dan?’ vroeg hij.
‘Het is een klein stadje. En u bent te groot om over het hoofd te zien.’
‘Ik moet iets weten over een pakje.’
‘Welk pakje?’
Hij vertelde over het aangetekende pakje dat Howard Reed op maandag naar de Reynolds’ had gebracht, zij het op het adres van de Halversons.
Ze knikte. ‘Dat zei Howard vanmorgen tegen me toen hij zijn lading post kwam halen.’
‘Het is heel belangrijk dat we te weten komen waar het pakje vandaan kwam.’
De jonge vrouw keek achter zich. ‘Ik zou mijn chef erbij moeten halen.’
‘Oké.’
‘Maar hij is er vandaag niet.’
Puller legde zijn grote handen op de balie. ‘Hoe heet je?’
‘Sandy. Sandy Dreidel.’
‘Oké, Sandy, ik zal het je uitleggen. Dat pakje zou weleens heel belangrijk kunnen zijn. Het kan ons helpen te ontdekken wie die mensen heeft vermoord. Hoe langer we wachten, hoe meer we achterop raken. Ik hoef alleen maar de naam en het adres te weten van degene die het pakje heeft verstuurd.’
‘Dat begrijp ik. Maar we hebben voorschriften en procedures.’
Puller grijnsde. ‘Natuurlijk, daar heb ik begrip voor. Ik zit in het leger. Op elk voorschrift dat het postkantoor heeft, heeft het leger er tien.’
Sandy glimlachte terug. ‘Dat wil ik wel geloven.’
‘Maar is er een manier om achter die informatie te komen?’
‘Eh, ja. We hebben gegevens.’
‘Waarschijnlijk kun je er met een paar muisklikken achter komen.’
Sandy keek beschaamd. ‘Nou, we hebben nog niet alles in computers zitten. Maar we hebben wel registers in ons kantoor.’
Puller hield haar zijn notitieboekje en een pen voor. ‘Als je even wilt kijken en de naam en het adres hier wilt noteren, zou dat ons echt helpen degenen te vinden die al die mensen hebben vermoord.’
Sandy aarzelde. Ze keek over Pullers schouder en door het raam naar de straat. Toen nam ze de pen en het boekje aan.
Het kostte haar vijf minuten, maar ze kwam met het boekje en de pen terug en gaf ze aan Puller. Hij las wat ze had opgeschreven en keek toen op.
‘Je hebt ons erg geholpen, Sandy. Dat stel ik echt op prijs.’
‘Maar u mag niemand vertellen dat ik het heb gedaan,’ zei ze zorgelijk.
‘Niemand zal het ooit van mij te horen krijgen.’
Toen Puller in zijn motelkamer terug was, keek hij naar de naam en het adres die Sandy voor hem had opgeschreven.
Hij herkende de naam van het bedrijf niet. Het was een adres in de staat Ohio. Hij pakte zijn telefoon, googelde de naam en vond de homepage van het bedrijf. Toen hij zag wat de firma deed, vroeg hij zich af of hij eindelijk wat verder kwam met de zaak. In dat geval was het niet erg duidelijk. Hij belde naar het nummer op de homepage, maar kreeg een antwoordapparaat. Het bedrijf was gesloten en zou de volgende morgen om negen uur weer bereikbaar zijn.
Omdat hij daar die dag niet verder mee kon, belde Puller het ziekenhuis waar moteleigenares Louisa heen was gebracht. Hij vond niemand die hem kon vertellen hoe ze eraan toe was, maar met zijn creditcard kocht hij een vaas bloemen bij de cadeauwinkel van het ziekenhuis. Op het kaartje liet hij schrijven: ‘Met de kat gaat het goed. Met jou hopelijk ook. Je goeie kerel, Puller.’
Hij legde de telefoon neer, trok zijn kleren uit en ging onder de douche staan. In het leger leerde je je snel te wassen en nog sneller aan te kleden, en vijf minuten later was hij dan ook droog en aangekleed.
Hij stak net zijn M11 in de voorholster toen hij het zag.
Iemand had een papiertje onder de deur van zijn kamer door geschoven.
Hij keek meteen uit het raam naast de deur, maar zag niemand. Op de kleine binnenplaats waren geen auto’s en geen mensen te zien. Hij trok de sloop van een van de kussens op het bed, knielde neer en gebruikte de sloop om het papiertje op te pakken.
Hij keerde het om en zag letters van een laserprinter. De boodschap was eenvoudig.
Ik weet dingen die je moet weten.
Er stond een adres onder.
En toen stond er nog één woord.
Nu.
Puller gebruikte de navigatiefunctie op zijn telefoon om het adres te vinden. Het was een kwartier rijden vanaf het motel. Hij zou waarschijnlijk nog dieper in de rimboe terechtkomen dan hij nu al was.
Een ideale plaats voor een hinderlaag.
Een schot op grote afstand.
Of een schot met een hagelgeweer op korte afstand.
Of tien man tegen één. Misschien wilden Dickie en zijn grote vriend met de gebroken neus de rekening met hem vereffenen en namen ze deze keer de noodzakelijke versterkingen mee.
Puller keek naar zijn telefoon. Hij kon Cole bellen en haar op de hoogte stellen. Waarschijnlijk zou hij dat moeten doen. Hij drukte op de toetsen. De telefoon ging over. Hij kreeg de voicemail. Waarschijnlijk stond ze nog onder de douche om de stank van de dood weg te boenen.
Hij sprak een boodschap in en vertelde haar over deze nieuwste ontwikkeling. Hij gaf haar het adres dat op het papiertje stond en verbrak toen de verbinding.
Hij voerde nog één telefoongesprek, namelijk met zijn vriendin Kristen Craig bij usacil. Hij vertelde haar wat hij had opgestuurd en welke resultaten hij van het lab hoopte te krijgen.
‘Hoe staat het met de laptop en de aktetas?’ vroeg hij haar. ‘Heb je toestemming gekregen van de dia?’
‘Ja,’ antwoordde ze, ‘maar eerlijk gezegd vind ik het tot nu toe behoorlijk teleurstellend.’
‘Waarom?’
‘In de aktetas zaten een oud broodje, enkele visitekaartjes uit het bedrijfsleven en twee tijdschriften. Het enige rapport dat erin zat, was niet geheim.’
‘En de laptop?’
‘Een beetje porno en verder eigenlijk niets. Hij had er wel dingen van zijn werk op staan, maar niets waardoor de westerse beschaving te gronde zou gaan als het in handen van schurken viel.’
‘Weet de dia dat?’
‘Natuurlijk. Ze zijn de dia. Ze hebben iemand naar het lab gestuurd.’
‘Porno, hè?’
‘Dat treffen we heel vaak op militaire laptops aan. Dat weet je. En het was geen harde porno. Alleen dingen die je in je hotelkamer kunt zien zonder dat de titel de volgende morgen op de rekening komt te staan. Nauwelijks prikkelend en afschuwelijk slecht geproduceerd. Maar ja, ik ben geen man.’
‘Vrouwen leggen de lat veel hoger. Nou, waarom zijn alle sirenes dan afgegaan op het ministerie van de Strijdkrachten?’
‘Hé, ik ben alleen maar van de techniek. Jij bent de rechercheur,’ zei ze op speelse toon.
Hij verbrak de verbinding en dacht daarover na. Vervolgens keek hij naar het briefje en dacht daar ook over na.
Hij wachtte tot Cole hem terugbelde. Dat deed ze niet.
Op weg naar buiten deed hij de deur van de motelkamer op slot.
Hij startte de Malibu, zette het adres dat hem was opgegeven in zijn gps en reed weg.