·61·
Toen ze door Drake terugreden, stopte Cole langs de kant van de weg. Puller zag haar ergens naar kijken en volgde haar blik.
‘Roger Trent is terug,’ zei hij.
Een zwarte Cadillac Escalade met goudkleurige sierstrippen stond met draaiende motor langs de stoeprand, met een man die hij nooit eerder had gezien achter het stuur. Puller keek nog eens goed naar de bestuurder. Hij nam alle relevante details in zich op, liet die observaties nog eens goed door zijn hoofd gaan en kwam tot conclusies.
Interessant.
Naast de auto stond Roger Trent. Hij had een pak aan. Puller zag dat het er verfomfaaid uitzag, alsof de man erin had geslapen. Hij had het portier van de auto opengemaakt en stond op het punt om in te stappen.
‘Zo te zien is hij net uit het vliegtuig gekomen,’ merkte Puller op. ‘Laten we een praatje met hem maken.’
Ze stopten naast de Escalade en Puller draaide zijn raampje open. ‘Hé, Roger, heb je tijd voor een kop koffie in The Crib?’
Trent keek Puller kwaad aan en richtte zijn blik toen op Cole. ‘Ik heb daar net een kop koffie gehad.’
‘We hebben het een en ander met je te bespreken. Het duurt niet lang.’
‘Gaat het over die doodsbedreigingen?’
‘Ja.’
‘Ik geef jullie tien minuten.’ Hij draaide zich om en liep het restaurant in.
Even later zaten Puller en Cole tegenover hem. Ze bestelden koffie. Het restaurant zat voor driekwart vol en iedereen wierp nerveuze blikken op het trio.
Puller zag dat en zei: ‘Kom je hier vaak? Ik begrijp dat je de eigenaar bent.’
‘Ik ben eigenaar van zo ongeveer alles in Drake. Nou en?’
Puller liet zijn blik over het verkreukelde pak van de man gaan. ‘Ben je net in de stad terug?’
‘Opnieuw ja, nou en?’ Hij keek Cole scherp aan. ‘Ik dacht dat jullie met me over die doodsbedreigingen wilden praten.’
‘Daar zijn we mee bezig, Roger.’
‘Ja ja. Nou, misschien moeten jullie wat dichter bij huis kijken. Net als de vorige keer.’
‘Dat heb ik gedaan. En het lijkt me niet de bron. Dat wilde ik je laten weten.’
‘Ik weet niet of jij de meest objectieve persoon bent om die beslissing te nemen.’
‘We denken dat de moord op Molly Bitner iets te maken heeft met het feit dat ze op jouw kantoor werkte, Roger,’ zei Puller.
Die woorden leverden hem een scherpe blik van Cole op, maar die ontging Trent. Hij keek Puller aan.
‘En waarom denken jullie dat?’
‘Bodemrapporten.’
‘Ik weet niet wat je bedoelt. Wat voor bodemrapporten?’
‘Je weet wel. Voor het milieu.’
‘Ik begrijp het nog steeds niet.’
‘Eric Treadwell en Dickie Strauss waren vrienden. Wist je dat?’
‘Nee, dat wist ik niet.’
‘Ze hebben dezelfde tatoeages op hun arm. Dickie zei dat hij ze heeft gekopieerd van die van Eric.’
‘Wat heb ik met dat alles te maken?’
‘Dat weet ik niet precies, Roger,’ zei Puller. Hij nam een slok koffie en keek aandachtig naar de man. ‘Hoe is je reis naar New York verlopen?’
Trent keek geschrokken. ‘Hoe wist jij dat ik daarheen ging?’
‘Bill Strauss heeft het ons verteld. Hij wilde ons niet vertellen waarom, maar hij zei wel dat je onderneming erg winstgevend was en dat er overal mogelijkheden waren om te investeren.’
Trent wendde zijn ogen af en Puller zag dat de linkerhand van de man enigszins begon te trillen.
‘Iedereen heeft energie nodig,’ voegde Puller eraan toe.
‘Ja,’ zei Trent kortaf. ‘Zijn we nu klaar? Want het is duidelijk dat jullie me niets nuttigs te zeggen hebben.’
Cole keek Puller aan. Hij zei: ‘Ja, we zijn klaar. Waarschijnlijk kun je het beste naar huis gaan om te slapen. Je ziet er doodmoe uit.’
‘Dank je voor je goede zorgen,’ snauwde Trent.
Toen de andere man opstond, deed Puller dat ook. Hij kwam dichterbij en zei met gedempte stem: ‘Ik zou die doodsbedreigingen maar serieus nemen, Roger. Maar misschien niet om de reden die jij denkt.’
Trent werd een beetje bleker, draaide zich om en liep weg. Even later zette de Escalade zich bulderend in beweging.
Toen Cole en Puller naar buiten liepen, vroeg ze: ‘Waar ging dat precies over?’
‘Die man is bang. Om een heleboel redenen. Persoonlijke. Zakelijke. Waarom denk je dat hij bang is? Hij heeft de hele stad in zijn bezit. Een grote vis in een kleine vijver.’
‘Ik weet het niet,’ zei Cole.
‘Een grote vis in een kleine vijver,’ herhaalde Puller.
Cole begreep het. ‘Er is een grotere vis in de stad.’
‘Dat zou kunnen.’
‘Wie?’
‘Laten we Kaalkop gaan zoeken.’
‘Hoe? Je zei dat je een idee had.’
‘Laat me het anders stellen. Laten we Dickie Strauss gaan zoeken.’
‘Denk je dat hij degene is die Dougett uit het huis zag wegrennen?’
‘Hij voldoet aan het signalement. Brandwonden op zijn arm? Zijn hele arm zit onder die tatoeages. En als het Dickie niet was, was het misschien iemand anders uit zijn tatoeageclubje.’
‘Er zijn geen bendes in Drake, Puller.’
‘Niet dat jij weet,’ verbeterde hij.
‘Waarom zou Dickie Strauss in dat huis zijn geweest? En als hij er was, moet hij Larry Wellman hebben vermoord. Waarom zou hij dat doen?’
‘Dat hoeft niet.’
‘Wat bedoel je? Ze waren allebei in het huis en aan het eind was Larry dood. Iemand moet hem hebben vermoord. Hij heeft zichzelf niet opgehangen.’
‘Mee eens,’ zei hij.
‘Dus wat bedoel je?’
‘Laten we Dickie gaan zoeken in plaats van te kibbelen. Enig idee waar hij zou kunnen zijn?’
Ze zette de auto in de versnelling. ‘Ja.’
‘Waar?’
‘Dat zie je wel als we er zijn. Ik kan ook dingen voor me houden.’