Surrealisme

 

 

 

 

 

 

Surrealisme in Nederland: twee cafés in Papendrecht, aan het einde van de middag. Beide gevestigd aan de Oude Veer – een smal straatje dat pal langs een enorme bouwput loopt. Daarin verrijst het nieuwe winkelhart van Papendrecht, de Meent.

Café Van Dijk.

De Babbelaar.

De cafés bevinden niet alleen in dezelfde straat, ze zijn ook elkaars buren. Ze leunen tegen elkaar aan, zou je kunnen zeggen, ze houden elkaar vast, als dronken mannen die na een week hard werken te diep in het glas hebben gekeken. Beide cafés zijn ook even groot, dat wil zeggen: klein, en beide cafés bevinden zich in oude, scheefgezakte pandjes. Bij Van Dijk kun je naar binnen kijken, bij De Babbelaar (voorheen café Hallo Hallo) niet.

Eerst Van Dijk – daar zijn slechts een paar gebogen schimmen aan een nauwelijks verlicht barretje te zien. Binnen blijkt Van Dijk ook over een biljart te beschikken; maar het licht erboven is gedoofd.

De mannen aan de halfronde bar, een stuk of acht, meer krukken zijn er ook niet, zijn een jaar of vijftig, en ze hebben grote glazen bier voor zich staan. De donkere, jonge vrouw achter de bar gaat rond met een schaal leverworst. In het midden: een bakje met mosterd. De mannen doen een greep naar de worst, halen hun stuk door de mosterd en steken het in de mond.

In een hoek van de bar staat een rek met zakjes chips, tegen de muur, naast de deur naar de toiletten, een gokkast. De stemming is nukkig, vermoeid. De drank moet de tongen losmaken, maar zo ver zijn ze bij Van Dijk aan het einde van de middag nog niet. Het indrinken is net begonnen. De muziek die klinkt: oude hits.

Bij De Babbelaar is het andere koek: een even benauwde ruimte, maar volgestouwd met parasols en hangtafels. Overal vlaggetjes van Flugel, ballonnen, visnetten en discolampen. Aan de muur schreeuwerige posters van het drankje Boswandeling en fotocollages van vaste klanten die in kennelijke staat aan een enorme, rode dildo likken – dan wel het apparaat diep in de mond hebben. In die laatste categorie zijn vooral blonde, bezwete vrouwen actief.

Een wedstrijd ook: De Gek Van De Maand.

Prijs: een T-shirt met YOU’LL NEVER WALK ALONE.

Aan de bar van De Babbelaar zitten vier mannen. Verderop is een kleine, gammele verhoging waarop gedart kan worden. De spiegel achter de bar is versierd met Oranje-parafernalia: Gullit-pruiken, oranje Heineken-hoeden, plastic Duitse SS-helmen, oranje. De bar zelf wordt bemand door een jonge, blonde vrouw met een aanzienlijke boezem in een strak T-shirtje. De mannen drinken bier, in een hoog tempo. Ze zien niet rood, maar oranje.

‘Is het hier ’s avonds gezellig?’ is de argeloze bezoeker zo dom om te vragen. Hij moet aanzienlijke moeite doen om boven stampende housemuziek uit te komen.

Een van de mannen draait zich langzaam om op zijn kruk: ‘U wou zeggen dat u vanavond terugkomt met een nylonkous over uw hoofd?’ Hij lacht de lach die hoort bij een grap die te vaak is verteld, en ook de andere mannen aan de bar kennen de grap. Ze kijken bedrukt in hun glas, net als de mannen bij de buren, café Van Dijk.