Noodsituatie

 

 

 

 

 

 

De man kwam binnen en keek rond. Hij was een jaar of vijfendertig: snor, bril en slobberend donkerblauw pak, een grote aktetas in zijn hand. Hij nam een tafeltje bij het raam.

De serveersters zaten in een groepje bij elkaar. Een van hen stond op en liep naar de man toe. Hij bestelde koffie en zei dat hij een hapje wilde eten. Het meisje gaf hem de menukaart.

De man wachtte tot ze weer weg was en sloeg toen de kaart open. Biefstuk van de haas, biefstuk stroganoff, Wiener schnitzel, varkenshaas met champignon-roomsaus. Alles geserveerd met aardappelgarnituur, gemengde salade en diverse groenten.

De serveerster kwam met de koffie. ‘Hebt u al een keuze gemaakt?’

De man bromde van niet en het meisje maakte hem attent op de dagschotel: hutspot met gehaktbal. ‘Denkt u nog maar rustig even na,’ voegde ze eraan toe, en weg was ze weer.

De man liet twee suikerklontjes in zijn koffie zakken en opende voorzichtig het tinnetje met room. Rustig goot hij het leeg in de koffie. Daarna kwam het roeren en het drinken.

Buiten in het donker stond een ANWB-richtingaanwijzer blauw en duidelijk te stralen. Naar Den Helder was het 24 kilometer, naar Den Oever 1, naar Hippolytushoef 4 kilometer, naar Amsterdam 66 en naar Leeuwarden ook. De weg was de N99, en af en toe kwam een auto voorbij. In de verte pinkelden de lichtjes van een dorp.

‘U hebt een keuze gemaakt?’ De serveerster kwam aan met haar blocnote in de aanslag.

De man bestelde een biefstuk stroganoff, het vlees medium gebakken, en een glas bier. Terwijl het meisje rechtsomkeert maakte, ging in het colbert van de man een telefoon af. Als ringtone had hij de Radetzkymars geïnstalleerd. Het duurde lang voor hij het toestel te pakken had.

‘Hallo,’ riep hij.

En hij luisterde.

‘Ik heb net wat besteld,’ zei hij na enige tijd. Hij nam het toestel in zijn andere hand en keek op zijn horloge. ‘Ik denk over een uurtje of anderhalf, goed?’

Hij wreef over zijn snor, en bekeek zichzelf in de weerspiegeling van de donkere ruit. ‘Ik had niet gezegd dat ik voor het eten thuis was, hoor. Nee, ik heb net besteld. Ja, lekker, jammer.’

De serveerster zette zijn bier op tafel.

Al luisterend nam hij een slok. ‘Nou ja, ik zal zien wat ik kan doen, oké, ik zie je zo. Kusjes.’ Hij verbrak de verbinding en legde het toestel op tafel. Peinzend nam hij een slok van zijn bier en hij vergat het schuim in zijn snor. Hij wenkte de serveerster.

‘Ik denk dat hij al door is, maar ik zal het de keuken vragen,’ antwoordde het meisje toen de man haar uitgelegd had dat hij in een noodsituatie zat en onverrichter zake weg moest. Met gefronste wenkbrauwen haastte ze zich door de keukendeur. ‘Die biefstuk gaat niet door, hoor,’ riep ze.

Ze kwam terug met een glimlach.

De man stond op. Hij dronk snel zijn glas leeg en veegde zijn snor droog. Hij trok een portemonnee uit zijn kontzak, een ronding in het leer van het vele zitten, en legde een briefje van vijf op tafel. Bijna vergat hij zijn grote aktetas, maar toen ging hij monter zijn noodsituatie tegemoet.