Heimwee
Een huis in Frankrijk heeft als onomstotelijk nadeel dat het helemaal in Frankrijk staat – ver weg. Soms kom je er maanden niet, en denk je er niet eens aan. Maar soms mis je het ineens – en zou je daar willen zijn, op het land, tussen de heuvels.
Hout zagen.
Vuur stoken.
Ik hoef mijn ogen maar dicht te doen, of ik zie de rookpluim uit de schoorsteen omhoogkringelen. De lucht is grijs en nat, de wegen zijn bezaaid met een bruine brij van bladeren. Ergens in het dal loeit smartelijk een koe. Op de heuvelrug aan de overkant rijdt het gele Renaultje van de postbode, altijd goedgemutst.
In het dorpscafé leest de kastelein La Montagne, het regionale dagblad. Af en toe komt een klant binnen, om sigaretten te kopen, een kop koffie te drinken, een glas wijn. Kort en bondig komt het nieuws ter sprake – het is een schande wat er gebeurt, in Parijs.
Tuig is het.
Schooiers.
Na de toestand in de hoofdstad is het de beurt aan de regio, de directe omgeving, waar het ook al niet goed gaat. De dichtstbijzijnde stad, daar zie je ook steeds meer tuig op straat rondhangen. En overal wordt steeds meer ingebroken. Ja, dat kunnen ze, die schooiers.
Voyous.
Daarna is het tijd voor de euro (na zeven jaar nog steeds de bron van alle kommer) en het weer dat tegenvalt, zoals altijd. De enige opsteker van de laatste tijd, het rookverbod in openbare gebouwen dat het niet gehaald heeft in het Franse parlement, komt niet ter sprake. Dat vergeten de mannen gewoon, gewend als ze zijn om te klagen en te kankeren. Ja, je hoeft er niet heen om te weten hoe het toegaat op het Franse platteland.
Dan Parijs.
Vier uur rijden.
Maar ik ga niet.
Ik heb wel de groene Michelin-kaart van Parijs en omstreken opengeslagen. Het is al heel wat om de wijken die in opstand zijn gekomen te kunnen zien liggen. Sommige passeren we rakelings, als we naar het zuiden onderweg zijn. In andere ben ik wel eens geweest, zie ik nu. Er was toen niets te beleven.
Ik koop Libération om dichterbij te zijn – een goeie krant. De verhalen zijn schokkend, maar voorspelbaar. Ook die voorspelbaarheid is schokkend, bij nader inzien. Armoede, discriminatie, werkloosheid, drugs. Jongens van twintig, hun broertjes van tien, elf. Imams die het ook niet meer weten, een minister van Binnenlandse Zaken die iedereen over één kam scheert. Jullie zijn tuig, uitschot. De toon van de mannen in mijn dorpscafé.
Ach, Frankrijk.
Het lijkt zo’n mooi land, maar er wonen Fransen. Om nog iets dichterbij te komen en het beeld wat te kantelen, draai ik muziek van Louise Attaque, maar de dansbare monterheid komt niet aan – het klopt niet vandaag. Barbara dan maar, de koningin van het melancholieke chanson. Ook zij biedt geen soelaas. Ik kijk naar buiten. De lucht is grijs, maar een dun zonnestraaltje weet toch de kruin van de iep in mijn binnentuin te bereiken. Ik denk aan Frankrijk: was ik er maar.