Aanvullend
Over het schrijven van dit boek

Ik weet wat je denkt. Het feit dat dit boek er is, lijkt in tegenspraak met de grondgedachte ervan. Als ik het zo moeilijk vind om me te concentreren, om langer stil te staan bij een bepaalde redenering, hoe heb ik dan in godsnaam een paar honderd pagina’s redelijk samenhangend proza kunnen schrijven?

Nou, dat was niet eenvoudig. Toen ik eind 2007 aan Het ondiepe begon, probeerde ik me uit alle macht op die taak te concentreren. Zoals altijd zorgde het net voor een hoop nuttige informatie en hulpmiddelen bij de research, maar het onderbrak ook voortdurend mijn stroom aan gedachten en woorden. Ik had de neiging om alles in korte flitsen op te schrijven alsof het blogposts waren. Kortom, het was duidelijk dat ik drastische maatregelen moest nemen. In de zomer van het jaar daarop verhuisde ik samen met mijn vrouw vanuit een voorstad van Boston, waar ik constant toegang had tot alle mogelijke netwerken, naar de bergen van Colorado. Vanuit ons nieuwe huis kon ik niet mobiel bellen, en voor internet was ik aangewezen op een trage DSLverbinding. Ik zei mijn Twitter-account op, deed voorlopig niets meer met Facebook en legde mijn blog tussen de mottenballen. Ik sloot mijn rss-reader af, en ging minder skypen en chatten. Maar het allerbelangrijkste was dat ik het gebruik van mijn e-mail danig terugschroefde. Ik veranderde de instellingen, zodat er nu om het uur gecheckt werd of er nieuwe berichten waren in plaats van om de minuut. Toen dat nog te veel afleidde, schakelde ik het e-mailprogramma voor het grootste deel van de dag uit.

De ontmanteling van mijn onlineleven verliep verre van pijnloos. Maandenlang schreeuwden mijn synapsen om hun dosis internet. Af en toe kon ik het niet laten om stiekem even te checken of ik geen nieuwe mails had. En soms viel ik terug in mijn oude gewoonte en surfte ik een dag lang schaamteloos op het web. Maar na een tijd namen deze ogenschijnlijk onbedwingbare behoeften af en kon ik uren achter elkaar typen of mij verdiepen in een wetenschappelijk artikel zonder dat mijn hersenen afdwaalden. Sommige oude neurale circuits kwamen weer tot leven, zo leek het, en andere, nieuwe circuits, die duidelijk te maken hadden met het web, gingen over op de slaapstand. Over het algemeen werd ik een stuk rustiger en had ik het gevoel meer greep te hebben op mijn eigen gedachten. Ik voelde me minder een laboratoriumrat in een tredmolen, en meer, ja, een mens. Mijn hersenen konden weer vrijuit ademhalen.

Ik besef dat mijn geval atypisch is. Omdat ik eigen baas ben en nogal solitair van aard, heb ik de mogelijkheid om me te ‘ontkoppelen’. De meeste mensen hebben die mogelijkheid niet. Het web is zo belangrijk voor hun werk en sociale leven dat ze niet kunnen ontsnappen aan het netwerk, zelfs niet als ze dat zouden willen. In een recent verschenen essay beschrijft de jonge romanschrijver Benjamin Kunkel hoe het net hem steeds meer in zijn macht heeft. ‘Zoals de voorstanders terecht opmerken, zorgt het internet voor afwisseling en gemak; het dringt ons niets op. Maar zo voelt dat niet. We hebben helemaal niet het gevoel dat we uit vrije wil voor ons onlinegedrag gekozen hebben, maar dat het om gewoontes gaat die we weerloos hebben opgepikt of waarmee de geschiedenis ons heeft opgezadeld. We hebben het gevoel dat we onze aandacht niet kunnen verdelen zoals we eigenlijk zouden willen.’1

De echte vraag is niet of mensen nog steeds een boek kunnen lezen of schrijven. Natuurlijk kunnen ze dat. Wanneer we een nieuwe intellectuele technologie gaan gebruiken, schakelen we niet onmiddellijk van de ene mentale modus over naar de andere. Het brein is niet binair. Een intellectuele technologie oefent haar invloed uit door het zwaartepunt van onze gedachten te verschuiven. Hoewel zelfs de eerste gebruikers van een nieuwe technologie vaak veranderingen bemerken op het gebied van hun concentratie, cognitie en geheugen naarmate hun hersenen zich aanpassen aan het nieuwe medium, vinden de echt diepgaande veranderingen veel langzamer plaats: die nemen vaak generaties in beslag. Dat komt omdat zo’n technologie steeds meer ingebed wordt in werk, vrije tijd en school – in alle normen en praktijken die een maatschappij en haar cultuur bepalen. Hoe verandert de manier waarop we lezen? Hoe verandert de manier waarop we schrijven? Hoe verandert de manier waarop we denken? Dat zijn de vragen die we moeten stellen, zowel voor onszelf als voor onze kinderen.

Wat mijzelf betreft: ik val alweer terug in mijn oude gewoonten. Nu het einde van dit boek in zicht is, check ik weer voortdurend of ik nieuwe mails heb en gebruik ik constant mijn rss-feedreader. Ik heb alweer een paar nieuwe social-networkdiensten uitgeprobeerd en een paar nieuwe blogposts geplaatst. Onlangs ben ik helemaal de fout ingegaan en heb ik een Blu-rayspeler gekocht met ingebouwde wifiverbinding. Ik kan nu muziek streamen vanaf Pandora, films vanaf netFlix en video’s vanaf YouTube via mijn tv en stereo. En ik moet toegeven: het is cool. Ik betwijfel of ik nog zonder zo’n ding zou kunnen.