HOOFDSTUK XXIII

Hij bleef in de deuropening staan, geen oog van Malley aflatend. Daarna trok hij de deur achter zich dicht. Malley sprak geen woord. Maar een rood vuur begon in zijn ogen te branden. Het was zonneklaar dat er geen spoortje vrees in hem was, zelfs niet voor een zo formidabel tegenstander als deze.

«Jongens,» zei Tag Enderby, «ik ben blij jullie weer eens te zien. Ik zou jullie allemaal graag de hand drukken, maar je zult wel kunnen begrijpen dat ik de chef een beetje in het oog moet houden.»

«Logisch,» zei Skeet Raleigh. «Verdraaid, ik kan niet zeggen dat ik je graag zie winnen, maar ik kan ook niet zeggen dat ik je graag zie verliezen. Je krijgt hier een eerlijke kans, Tag.»

«Die krijg je zeker!» haakten verscheidene stemmen op zijn woorden in.

«Skeet,» zei Tag opgewekt, «wat had je gedacht? Krijgen Tucker en Champion ook een eerlijke kans? Ze zijn maar met tweeën tegen vijf van jullie.»

«Ben je nou belazerd!» brulde Malley.

«Kom, kom, een beetje sportief zijn, chef,» zei Tag. «Als ik van buiten dat rimpeltje uit je voorhoofd had geschoten, zou je ook niks meer in de melk te brokkelen gehad hebben.»

«Dat is waar,» verklaarde de jonge Bender.

En de daad bij het woord voegend greep hij zijn mes en sneed de koorden rond Tuckers armen met een snelle beweging door.

En toen gebeurde er iets eigenaardigs dat alleen Molly kon begrijpen. Tucker richtte het hoofd hemelwaarts en sloot even de ogen.

Daarna stond Tucker op. Ray Champion was al vrij. In de eerste spontane opwelling van gulhartigheid werden hen zelfs revolvers overhandigd, een geste waarvan verscheidene bendeleden vermoedelijk alweer direct spijt hadden.

Maar misschien werden ze op het moment allen geleid door de instincten van een horde wolven die de neergang van de oude leider toejuichen, ook al hebben ze nog zoveel profijt van zijn leiderschap getrokken.

Nu stond Tag Enderby aan de ene kant van de tafel en Dan Malley aan de andere. «Ben je klaar, Dan?» vroeg Tag.

«Ik ben klaar,» antwoordde de bandietenleider.

«Tag!» fluisterde Molly verstikt. Ze had niet eens de kracht om op te staan.

«Ik hoor je wel, Molly,» zei Tag, «maar ik kan je niet aankijken.»

«Tag,» zei het meisje, «wat er ook gebeurt, ik wil dat je weet...»

Ze kreeg geen kans haar woorden te voleindigen, want het ontging de geslepen Malley niet dat Tags blikken, al zijn wilskracht ten spijt, even naar het meisje flitsten en van die kans maakte Malley gebruik om te trekken en te vuren.

Het geweld van de kogel draaide Tag een halve slag om terwijl hij met instinctieve snelheid zijn eigen revolver trok. Het geweld van de eerste kogel was het in feite dat Malley's tweede schot deed misgaan.

Toen, nadat de ander al tweemaal had geschoten, vuurde Tag pas zelf. En toen het schot knalde, liet Malley zijn wapen vallen en streek zich geërgerd over het voorhoofd als om een hinderlijke vlieg te verjagen. Daarna zonk hij geluidloos op de vloer neer.

Tag Enderby lag al op de vloer uitgestrekt met zijn gezicht omlaag.

Ze droegen hem voorzichtig naar een kooi - Tucker en Ray Champion en het meisje. Ze sneden zijn kleren weg en legden een noodverband aan.

Wat het lijk van Dan Malley betrof, dat was door zijn eigen mannen weggesleept en bij het aanbreken van de dag was er een vers gedolven graf zichtbaar op de open plek. En elke man van de bende was verdwenen.

Dat betekende het einde van Malley's bende. In de geschiedenis bleef ze voortleven, maar als strijdbare organisatie had ze opgehouden te bestaan.

En bij het aanbreken van de dag zei Ray Champion tegen het meisje:

«Ik zal naar Indian Gulch gaan om de twee enige behoorlijke dokters te sturen die ze daar hebben.» Ze knikte.

«En ik zal je vader ook sturen,» zei hij. «Maar zelf kom ik niet terug, Molly.»

Ze keek hem recht in het gezicht en ze begrepen elkaar. «Dat spijt me,» zei ze.

«Maar je vindt het ook het beste?»

«Ik vind het ook het beste, ja,» antwoordde ze.

Later op de morgen kwamen de twee dokters uit Indian Gulch op de open plek aan in gezelschap van de assistent-sheriff en nog een paar anderen.

Terwijl de dokters hun werk deden, wachtte Tucker buiten op een rotsblok en rookte daar een sigaret met bevende vingers. Even later kwam de assistent-sheriff naast hem zitten.

«Ik denk, Tuck,» zei hij, «dat ik je weer onder arrest zal moeten stellen.»

«Stil eens even,» antwoordde Tucker.

Want juist op dat moment kwam een van de dokters uit de hut naar hen toe. Tucker stond op.

«Hoe is het met hem?» vroeg hij angstig.

«Hij had al lang dood moeten zijn, maar hij schijnt niet dood te kunnen,» zei de dokter. «En daarom denk ik dat hij er weer bovenop komt, hoe miraculeus het ook lijkt.»

«Ik ga met je mee,» zei Tucker tegen Locksley. «Even afscheid nemen van Molly.»

Hij stapte naar de deur van de hut.

«Hé, Molly,» fluisterde hij.

Ze kwam als een schaduw naar hem toe.

«Verdraaid, Molly,» zei hij, «ik had nooit gedacht jou nog eens met tranen in je ogen te zien.»

«Het zijn tranen van geluk, Tuck,» zei ze. «God heeft nog nooit een meisje zo gelukkig gemaakt als mij op dit ogenblik.»

«Waarom?» vroeg Tucker.

«Tag heeft juist zijn ogen opgeslagen en tegen me geglimlacht, als een baby.»

Ze kuste hem en keek hem na toen hij naar de assistent-sheriff liep die op het rotsblok zat te wachten.

Maar toen Tucker moest voorkomen, werd hij niet veroordeeld, want de mensen van Indian Gulch waren geloof gaan hechten aan zijn versie van die kwestie met die roodharige Zweed, die Tucker uit zelfverdediging had moeten neerschieten.

Hij vestigde zich in het district en leidde er een eerlijk bestaan. En met Kerstmis daalde hij altijd uit de bergen naar Grove City af om zich rond de kersttafel te scharen met de heer en mevrouw Taggert Enderby, als een goede vriend des huizes van het gelukkige jonge paar.

EINDE